Natuurschoonwet 1928
Artikel 2
1
De eigenaar die zijn onroerende zaak wenst aangemerkt te zien als een landgoed, doet aan Onze Ministers een daartoe strekkend verzoek dat wordt ingediend bij Onze Minister.
2
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de omstandigheden waaronder een verzoek als bedoeld in het eerste lid uitsluitend kan worden ingediend in samenhang met eenzelfde verzoek dat door de eigenaar van een aangrenzende onroerende zaak wordt ingediend.
3
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt bepaald welke bescheiden, naast een beschrijving van de karakteristieke verschijningsvorm van de onroerende zaak alsmede uittreksels uit de basisregistratie kadaster, bij het verzoek moeten worden overgelegd en worden regels gesteld betreffende de inhoud van die beschrijving en van die andere bescheiden.
4
Onze Ministers beslissen op het verzoek bij gezamenlijke beschikking.
5
Indien aan het verzoek wordt voldaan, wordt de onroerende zaak als een landgoed aangemerkt met ingang van het tijdstip waarop het verzoek bij Onze Minister is ingekomen.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
-
LJN AZ8626, Eerste aanleg - meervoudig, AWB 06/1579
Rechtsoort
Bestuursrecht overig
Datum uitspraak
17-01-2007
Status
gepubliceerd
Soort procedure
Eerste aanleg - meervoudig
Instantie
gepubliceerd
Rechtsoort
Rechtbank ArnhemBeroep van een beleggingsfonds tegen de weigering van de Minister van VROM tot afgifte van een groenverklaring op grond van de Regeling Groenprojecten 2002.